Toen nam Samuël de hoorn met olie en zalfde hem te midden van zijn broers. De Geest van de HEERE kwam krachtig over David van die dag af en voortaan. Samuël stond op en ging naar Rama. 1 Samuël 16:13
Hij zette hem af en hij stelde David als koning voor hen aan en Hij getuigde van hem en zei: ‘Ik heb in David, de zoon van Isaï, een man naar mijn hart gevonden. Hij zal heel mijn wil doen’. Handelingen 13:22
Toen sprak David tot de mannen die bij hem stonden en zei: “Wat zal men met de man doen die deze Filistijn verslaat en het gehoon van Israël afwendt? Want wie is deze onbesneden Filistijn dat hij de slagordes van de levende GOD hoont?” … Daarop zei David tegen Saul: “Uw dienaar was herder van de schapen en geiten van zijn vader. Als er een leeuw of een beer kwam, die een lam van de kudde wegnam, dan ging ik erachteraan en ik versloeg hem en deed het schaap aan zijn bek ontkomen. Als hij tegen mij opstond, pakte ik hem bij zijn baard en sloeg hem en doodde hem. Uw dienaar heeft zowel de leeuw als de beer doodgeslagen. Met deze onbesneden Filistijn zal het net zo gaan als met één van hen, omdat hij de slagordes van de levende GOD heeft gehoond.” Ook zei David: “De HEERE, die mij aan de klauwen van de leeuw heeft doen ontkomen en uit de klauwen van de beer, zal mij ook doen ontkomen aan deze Filistijn.” Toen zei Saul tegen David: “Ga en mag de HEERE met je zijn!” … Daarop zei David tegen de Filistijn: “Je komt naar mij toe met een zwaard en met een lans en met een speer, maar ik kom naar je toe in de Naam van de HEERE van de legermachten, de GOD van de slagordes van Israël, die jij gehoond hebt.” 1 Samuël 17: 26, 34-37, 45
David zei in zijn hart: “Nu dan, toch zal ik op een dag door de hand van Saul omgebracht worden. Er zit voor mij niets anders op dan met spoed naar het land van de Filistijnen te vluchten, zodat Saul de hoop ten aanzien van mij zal opgeven om mij nog verder te zoeken in heel het grondgebied van Israël. Zo zal ik aan zijn hand ontkomen.”David stond op en hij stak met de zeshonderd mannen die bij hem waren over naar Achis, de zoon van Maoch, de koning van Gath. … David zei tegen Achis: “Als ik dan genade gevonden heb in uw ogen, laat men mij dan een plaats geven in één van de steden van het platteland, opdat ik daar wonen kan. Waarom zou uw dienaar bij u in de koningsstad wonen?” Samuël 27: 1,2,5
David en zijn mannen kwamen bij de stad Ziklag aan, en zie, zij was met vuur verbrand en hun vrouwen en hun zonen en hun dochters waren gevangengenomen. Toen begonnen David en het volk dat bij hem was luid te huilen. Zij huilden totdat zij geen kracht meer hadden om te huilen. De beide vrouwen van David waren ook gevangengenomen, Ahinoam, de Jizreëlitische, en Abigaïl, de vrouw van Nabal, de Karmeliet. David werd heel bang, omdat het volk erover sprak om hem te stenigen, want heel het volk was verbitterd, ieder over zijn zonen en over zijn dochters. Maar David sterkte zich in de HEERE, zijn GOD. 1 Samuël 30: 3-6
David, een man met een hartstochtelijk hart voor God, gezalfd door de Geest, had seizoenen waarin hij God volkomen vertrouwde voor het schijnbaar onmogelijke en dan weer seizoenen waarin hij bang was en zelfs vluchtte. Als een jonge man vol geloof vertrouwde hij op God om leeuwen, beren en reuzen te doden! Maar toen Saul hem achtervolgde, sprak hij tot zichzelf en zei: “Dit is het. Ik ben er klaar mee. Het beste wat ik kan doen is vluchten naar de vijand.” Hij zocht de gunst van een Filistijnse koning in plaats van de gunst van God en noemde zichzelf 'uw dienaar' die zich aan hem onderwierp. Hij sprak zichzelf moedeloosheid en verslagenheid toe en vergat dat God hem keer op keer had gered en beschermd. Later, ondanks de tragedie dat zijn familie gevangen werd genomen en zijn stad in de as werd gelegd, wat gepaard ging met veel geween, keerde David zich tot God en VOND DE KRACHT in de Heer. Het waren niet de omstandigheden die David versloegen en hem opbouwden - het was zijn reactie op zijn omstandigheden. Toen hij naar God keek voor Zijn hulp - was hij in staat om ondanks de omstandigheden te overwinnen. Als wij ontmoedigd raken, mag het ons dan hoop geven om te beseffen dat zelfs David, die “een man naar Gods hart” werd genoemd, zich door zijn ontmoediging en angsten heen moest worstelen, om zijn ogen van de omstandigheden af te wenden en op de God te richten die ons nooit verlaat of in de steek laat. David schreef: “Mijn God op wie ik kan vertrouwen. God zal mij voorgaan en mij laten glunderen over hen die mij belasteren.”. Psalm 59:10